Wij willen partijen zorgvuldig en klantvriendelijk, maar ook snel, bedienen
Caroline Pluijgers is secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam. We staan met haar stil bij het streven van haar en haar collega’s om klagers en verweerders nog beter van dienst te zijn.
De procedures van het medisch tuchtrecht liggen vast. Hoe kun je daarbinnen ‘klantvriendelijker’ zijn?
‘Ons werk begint bij de klacht die binnenkomt. Wij hebben ons sinds kort ten doel gesteld om elk klaagschrift waarin iets niet duidelijk is, meteen telefonisch op te volgen. Dat deden we voorheen schriftelijk. Maar als je belt, kun je meteen uitleggen wat er ontbreekt en weet je zeker dat men het ook begrijpt. Je kunt dan bijvoorbeeld uitleggen dat je niet een heel ziekenhuis kunt aanklagen. Klagers doen dit meestal voor het eerst, dus weten niet alles. We krijgen nu ook veel sneller de gevraagde aanvulling dan wanneer we onze vragen schriftelijk stellen.’
Waar begint de procesgang?
‘Die begint bij de klager die ons een klaagschrift stuurt. Wij informeren dan de aangeklaagde partij met het verzoek om op de klacht te reageren. Die schrijft meestal samen met zijn juridisch bijstandsverlener een verweerschrift. Daarna volgt een mondeling onderzoek waarbij een jurist, zoals ik, samen met de klagende en verwerende partij in een besloten zitting bijeenkomt.
Het belangrijkste doel hiervan is om het verhaal achter de klacht op tafel te krijgen en ook uit te wisselen welke gevoelens er spelen. Soms is nadere uitleg, excuus of erkenning van wat de klager heeft doorgemaakt voldoende voor een klager om de klacht in te trekken.’
En als dit niet gebeurt?
‘Dan zijn er twee mogelijke vervolgroutes: het wordt een papieren zaak (dat gebeurt in twee derde van de gevallen) of een zittingszaak (in een derde van de gevallen). Bij een papieren zaak bestaat de raadkamer uit een voorzitter (rechter), twee beroepsgenoten en een secretaris. Zij komen na overleg tot een uitspraak.
Bij een zittingszaak volgt een openbare zitting met een college bestaande uit een voorzitter (meestal een rechter), drie beroepsgenoten, een gezondheidsrechtjurist en een secretaris. Na de zitting gaat het college met elkaar in overleg en doet een uitspraak die zes weken later bekend wordt gemaakt.’
Waar komen de beroepsgenoten in het tuchtcollege vandaan?
‘De beroepsgenoten worden heel zorgvuldig geworven via de verschillende beroepsverenigingen. Naast ruime werkervaring dienen zij over een brede maatschappelijke horizon te beschikken. Omdat er steeds meer subspecialismen ontstaan, zorgen wij dat er bij zittingszaken niet alleen drie beroepsgenoten (zoals een arts of fysiotherapeut) in het college zitten, maar dat minstens één van hen ook is gespecialiseerd in de betreffende aandoening of behandelwijze. Er is dus heel veel relevante kennis aanwezig. En vanzelfsprekend wordt uitgesloten dat deze beroepsgenoten de klager of verweerder zo intensief kennen, dat hun onafhankelijkheid of onpartijdigheid in het geding komt.
Waarin zou u persoonlijk nog meer willen investeren?
‘In nog meer persoonlijk meer contact met de klagers en verweerders. Bij klagers zou ik direct willen vragen waarom men een tuchtklacht indient. Soms is dit een poging om een bepaald leed te verwerken. De vraag is dan of een rechtsgang of een bepaalde uitspraak dat proces zal verlichten.
Wij zijn er voor het algemeen belang. Met het medisch tuchtrecht willen we de kwaliteit van de gezondheidszorg bevorderen. Maar dat er iets misgaat is niet altijd verwijtbaar en dan leidt een rechtsgang niet tot betere gezondheidszorg. De drempel om te procederen mag dan laag zijn, maar procedure zelf - die gauw zes tot acht maanden in beslag neemt - trekt een zware wissel op alle partijen.
Dus ik zou soms graag zo’n gesprek aangaan voordat de procedure in gang wordt gezet. Maar je kunt ook zeggen dat we daarmee onze taak te breed gaan oppakken. Onze primaire taak is natuurlijk het faciliteren van de rechtsgang.’