Een zorgvuldige procedure geeft erkenning
Op haar twaalfde kon ze nog niet kiezen of ze later rechten of medicijnen zou gaan studeren. Het werd het eerste en inmiddels kan Caroline Polak terugkijken op een lange carrière als rechter. Daarnaast is ze al 17 jaar lid-jurist van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg in Amsterdam.
Anne-Marie van Dam wist op haar twaalfde al wel zeker wat ze wilde: geneeskunde studeren. Inmiddels werkt ze twintig jaar als psychiater en is ze vier jaar actief als lid-beroepsgenoot van het Regionaal Tuchtcollege Groningen. We praten met hen over hun persoonlijke ervaringen en rollen.
Anne-Marie, vanuit jouw eigen ervaringen met klachtencommissies en ook drie (ongegrond verklaarde) klachten, besloot je lid van het tuchtcollege te worden. Wil je daar iets meer over vertellen?
Van Dam: ‘Mijn eerste klacht kreeg ik toen ik net een half jaar als psychiater werkte op de crisisdienst. Ik was bezig met de procedure voor gedwongen opname. Dat duurt één tot twee uur en in die tijd was de patiënt door een bovenlicht weggeglipt en iets later door de politie opgepakt.
De patiënt klaagde mij aan omdat ik hem onrechtmatig zou hebben opgesloten. De deur van zijn kamer was niet op slot geweest, maar ik had wel de portier gewaarschuwd dat deze man niet de voordeur uit mocht. De zaak werd ongegrond verklaard. Bij uitspraak werd gezegd dat ik weliswaar buitenwettelijke dwang had toegepast - opsluiting mag pas als de last tot inbewaringstelling er is - maar dat ik als een goed hulpverlener had gehandeld. Want de man laten vertrekken terwijl je een gedwongen opname aan het regelen bent, is natuurlijk tegenstrijdig.
Die nuance illustreerde voor mij de zorgvuldigheid van het tuchtcollege. Verder vond ik de bejegening en insteek van het tuchtcollege veel prettiger dan die van de klachtencommissies die ik eerder meemaakte. Het tuchtcollege kijkt of je hebt gehandeld als redelijk bekwaam beroepsgenoot. Dat motiveerde mij op me op te geven als lid-beroepsgenoot.’
Na de uitspraak kon je de zorgvuldigheid waarderen, maar hoe voelde je je voorafgaand aan de zitting?
Van Dam: ‘Het krijgen van de brief kwam hard aan en de nacht voor de zitting sliep ik niet. Dus er gebeurt echt wel wat met je. Daarom pakken wij binnen de crisisdienst een klacht altijd op als een klacht tegen ons allemaal omdat we allemaal dezelfde werkwijze hanteren.
Juridisch werkt het niet zo want een klacht is altijd persoonlijk, maar op deze manier steunen we elkaar. Ik ga ook regelmatig mee met een aangeklaagde collega. Als psychiaters gaan wij, omwille van de behandeling of de veiligheid van anderen, nog wel eens in tegen de wensen van hun patiënt, bijvoorbeeld met gedwongen medicatie of gedwongen opname. Dat maakt ons de meest aangeklaagde beroepsgroep.’
Hoe belangrijk is de deelname van een beroepsgenoot aan het tuchtcollege?
Van Dam: ‘De essentie van het tuchtcollege is dat je door beroepsgenoten wordt beoordeeld omdat zij je professionele handelen het beste kunnen beoordelen. Maar dat vraagt ook dat je de juiste specialismen bij de zaak haalt. De medische vakken specialiseren maar door, je bent nooit meer een gewone psychiater, internist, verpleegkundige of chirurg: je hebt daarom altijd minimaal één collegelid nodig met het juiste specialisme. En bij een zware zaak heb ik wel gevraagd om een tweede psychiater omdat ik de verantwoordelijkheid niet alleen wilde dragen.’
Jij bent jurist Caroline, hoe zie je jouw rol?
Polak: ‘De rol van de juristen in het college is om de beginselen van de behoorlijke procesorde te bewaken, bijvoorbeeld door ervoor te zorgen dat het beginsel van hoor en wederhoor goed wordt toegepast.
Daarnaast kunnen wij natuurlijk ook oordelen over onderwerpen als dossiervoering, geheimhouding, toepassing van correctierecht en blokkeringsrecht, maar voor de medisch-inhoudelijk zaken vaar ik op de leden-beroepsgenoten.
Juist de combinatie van vakkennis en de juridische benadering vind ik heel interessant. Daarnaast zijn er ook zaken die voor de beoordeling geen medische kennis vragen, bijvoorbeeld als het gaat om grensoverschrijdend gedrag.
Verder vind ik het knap hoe de afdeling planning er altijd in slaagt een college samen te stellen waarin voor elke klacht de vereiste deskundigheid is vertegenwoordigd.’
Hoe vind jij het werken met juristen, Anne-Marie?
Van Dam: ‘Ik was en blijf onder de indruk van het analytisch vermogen van de juristen in het tuchtcollege. Als beroepsgenoten leveren wij, door het stellen van inhoudelijke vragen, de bouwstenen aan voor de zaak. Wij nemen daarbij alles in beschouwing maar het zijn de juristen die al deze informatie weten terug te brengen tot de essentie.
In het begin dat ik optrad in BOPZ-rechtszaken kon ik verbaasd zijn over het verschil tussen juristen en artsen. Rechters en advocaten zoeken naar een duidelijke ja of nee. Een medicus zegt nooit keihard ja of nee, maar een tuchtcollege moet dat natuurlijk wel doen.’
Hoe schatten jullie in dat de meeste aangeklaagden het tuchtcollege ervaren?
Van Dam: ‘Voor de meeste aangeklaagden voelt het tuchtcollege als strafrecht maar dat is het niet.
Wij proberen in een open dialoog te achterhalen wat er is gebeurd en waarom de aangeklaagde deed wat hij deed. In het strafrecht mag je zwijgen of kun je als aangeklaagde tot het uiterste proberen om jezelf te verdedigen. Dat is hier juist niet de bedoeling. Soms ontwijkt iemand de vragen en dat is juist wat je niet wilt. Gelukkig gebeurt dit maar weinig.’
Polak: ‘Wij kijken ook naar de reactie van de aangeklaagde op de klacht en hoe deze terugkijkt op het gebeurde. Als er fouten zijn gemaakt en de aangeklaagde ziet dat achteraf zelf ook in en vindt dat heel erg, dan weegt dat mee. Het doel van het tuchtrecht is niet in de eerste plaats om te straffen maar om de kwaliteit van de gezondheidszorg te verbeteren. Dat is ook de reden om sommige zaken te publiceren: zodat de beroepsgroep ervan kan leren.’
En hoe denken jullie dat de klagers naar het tuchtcollege kijken?
Polak: ‘Klagers willen gehoord worden, dat is een belangrijke functie van het tuchtcollege. En dat bereik je met een zorgvuldige procedure.
Ik heb het wel meegemaakt dat een klager ons bedankte voor de wijze waarop we de klacht hadden behandeld. Dat was bij een ernstige zaak, wat het compliment nog waardevoller maakte. Wij kunnen niet ongedaan maken wat er is gebeurd, maar we kunnen er wel op passende wijze erkenning aan geven.’