Dit artikel hoort bij: Jaarverslag 2018

Het perspectief van de aangeklaagde, beroepsgenoot en jurist

Stoel 1

Introductie

Welke dynamiek geeft de samenwerking tussen leden-juristen en leden-beroepsgenoten? En hoe kijken zorgverleners naar de beroepsgenoten in een tuchtcollege?

In deze rubriek staan twee interviews. In het eerste interview komen lid-jurist Caroline Polak en lid-beroepsgenoot Anne-Marie van Dam aan het woord over de multi-disciplinaire samenwerking.

In het tweede interview spreken huisarts Tanja Streep en lid-beroepsgenoot Bart Schudel vanuit hun eigen perspectief over het lid-beroepsgenoot in het tuchtcollege.

Anne-Marie en Caroline

Een zorgvuldige procedure geeft erkenning

Op haar twaalfde kon ze nog niet kiezen of ze later rechten of medicijnen zou gaan studeren. Het werd het eerste en inmiddels kan Caroline Polak terugkijken op een lange carrière als rechter. Daarnaast is ze al 17 jaar lid-jurist van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg in Amsterdam.

Anne-Marie van Dam wist op haar twaalfde al wel zeker wat ze wilde: geneeskunde studeren. Inmiddels werkt ze twintig jaar als psychiater en is ze vier jaar actief als lid-beroepsgenoot van het Regionaal Tuchtcollege Groningen. We praten met hen over hun persoonlijke ervaringen en rollen.

Anne-Marie, vanuit jouw eigen ervaringen met klachtencommissies en ook drie (ongegrond verklaarde) klachten, besloot je lid van het tuchtcollege te worden. Wil je daar iets meer over vertellen?

Van Dam: ‘Mijn eerste klacht kreeg ik toen ik net een half jaar als psychiater werkte op de crisisdienst. Ik was bezig met de procedure voor gedwongen opname. Dat duurt één tot twee uur en in die tijd was de patiënt door een bovenlicht weggeglipt en iets later door de politie opgepakt.

De patiënt klaagde mij aan omdat ik hem onrechtmatig zou hebben opgesloten. De deur van zijn kamer was niet op slot geweest, maar ik had wel de portier gewaarschuwd dat deze man niet de voordeur uit mocht. De zaak werd ongegrond verklaard. Bij uitspraak werd gezegd dat ik weliswaar buitenwettelijke dwang had toegepast - opsluiting mag pas als de last tot inbewaringstelling er is - maar dat ik als een goed hulpverlener had gehandeld. Want de man laten vertrekken terwijl je een gedwongen opname aan het regelen bent, is natuurlijk tegenstrijdig.

Die nuance illustreerde voor mij de zorgvuldigheid van het tuchtcollege. Verder vond ik de bejegening en insteek van het tuchtcollege veel prettiger dan die van de klachtencommissies die ik eerder meemaakte. Het tuchtcollege kijkt of je hebt gehandeld als redelijk bekwaam beroepsgenoot. Dat motiveerde mij op me op te geven als lid-beroepsgenoot.’

Na de uitspraak kon je de zorgvuldigheid waarderen, maar hoe voelde je je voorafgaand aan de zitting?

Van Dam: ‘Het krijgen van de brief kwam hard aan en de nacht voor de zitting sliep ik niet. Dus er gebeurt echt wel wat met je. Daarom pakken wij binnen de crisisdienst een klacht altijd op als een klacht tegen ons allemaal omdat we allemaal dezelfde werkwijze hanteren.

Juridisch werkt het niet zo want een klacht is altijd persoonlijk, maar op deze manier steunen we elkaar. Ik ga ook regelmatig mee met een aangeklaagde collega. Als psychiaters gaan wij, omwille van de behandeling of de veiligheid van anderen, nog wel eens in tegen de wensen van hun patiënt, bijvoorbeeld met gedwongen medicatie of gedwongen opname. Dat maakt ons de meest aangeklaagde beroepsgroep.’

Hoe belangrijk is de deelname van een beroepsgenoot aan het tuchtcollege?

Van Dam: ‘De essentie van het tuchtcollege is dat je door beroepsgenoten wordt beoordeeld omdat zij je professionele handelen het beste kunnen beoordelen. Maar dat vraagt ook dat je de juiste specialismen bij de zaak haalt. De medische vakken specialiseren maar door, je bent nooit meer een gewone psychiater, internist, verpleegkundige of chirurg: je hebt daarom altijd minimaal één collegelid nodig met het juiste specialisme. En bij een zware zaak heb ik wel gevraagd om een tweede psychiater omdat ik de verantwoordelijkheid niet alleen wilde dragen.’

Jij bent jurist Caroline, hoe zie je jouw rol?

Polak: ‘De rol van de juristen in het college is om de beginselen van de behoorlijke procesorde te bewaken, bijvoorbeeld door ervoor te zorgen dat het beginsel van hoor en wederhoor goed wordt toegepast.

Daarnaast kunnen wij natuurlijk ook oordelen over onderwerpen als dossiervoering, geheimhouding, toepassing van correctierecht en blokkeringsrecht, maar voor de medisch-inhoudelijk zaken vaar ik op de leden-beroepsgenoten.

Juist de combinatie van vakkennis en de juridische benadering vind ik heel interessant. Daarnaast zijn er ook zaken die voor de beoordeling geen medische kennis vragen, bijvoorbeeld als het gaat om grensoverschrijdend gedrag.

Verder vind ik het knap hoe de afdeling planning er altijd in slaagt een college samen te stellen waarin voor elke klacht de vereiste deskundigheid is vertegenwoordigd.’

Hoe vind jij het werken met juristen, Anne-Marie?

Van Dam: ‘Ik was en blijf onder de indruk van het analytisch vermogen van de juristen in het tuchtcollege. Als beroepsgenoten leveren wij, door het stellen van inhoudelijke vragen, de bouwstenen aan voor de zaak. Wij nemen daarbij alles in beschouwing maar het zijn de juristen die al deze informatie weten terug te brengen tot de essentie.

In het begin dat ik optrad in BOPZ-rechtszaken kon ik verbaasd zijn over het verschil tussen juristen en artsen. Rechters en advocaten zoeken naar een duidelijke ja of nee. Een medicus zegt nooit keihard ja of nee, maar een tuchtcollege moet dat natuurlijk wel doen.’

Hoe schatten jullie in dat de meeste aangeklaagden het tuchtcollege ervaren?

Van Dam: ‘Voor de meeste aangeklaagden voelt het tuchtcollege als strafrecht maar dat is het niet.

Wij proberen in een open dialoog te achterhalen wat er is gebeurd en waarom de aangeklaagde deed wat hij deed. In het strafrecht mag je zwijgen of kun je als aangeklaagde tot het uiterste proberen om jezelf te verdedigen. Dat is hier juist niet de bedoeling. Soms ontwijkt iemand de vragen en dat is juist wat je niet wilt. Gelukkig gebeurt dit maar weinig.’

Polak: ‘Wij kijken ook naar de reactie van de aangeklaagde op de klacht en hoe deze terugkijkt op het gebeurde. Als er fouten zijn gemaakt en de aangeklaagde ziet dat achteraf zelf ook in en vindt dat heel erg, dan weegt dat mee. Het doel van het tuchtrecht is niet in de eerste plaats om te straffen maar om de kwaliteit van de gezondheidszorg te verbeteren. Dat is ook de reden om sommige zaken te publiceren: zodat de beroepsgroep ervan kan leren.’

En hoe denken jullie dat de klagers naar het tuchtcollege kijken?

Polak: ‘Klagers willen gehoord worden, dat is een belangrijke functie van het tuchtcollege. En dat bereik je met een zorgvuldige procedure.

Ik heb het wel meegemaakt dat een klager ons bedankte voor de wijze waarop we de klacht hadden behandeld. Dat was bij een ernstige zaak, wat het compliment nog waardevoller maakte. Wij kunnen niet ongedaan maken wat er is gebeurd, maar we kunnen er wel op passende wijze erkenning aan geven.’

Tanja en Bart

Dat er iets fout is gegaan, wil niet zeggen dat er iets fout is gedaan

Tanja Streep begon in 2012 als huisarts en maakte als aangeklaagde kennis met het tuchtcollege. Bart Schudel werkte tot de zomer van 2018, 36 jaar, als huisarts. Bart is zeven jaar lid-beroepsgenoot van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg in Groningen en zal die rol nog tot medio 2020 vervullen. We praten met hen over hun persoonlijke ervaringen met het tuchtcollege.

Tanja, wil jij iets vertellen over de klacht die jij kreeg?

Streep: ‘Het betrof een patiënt met pijnklachten bij wie ik een verkeerde diagnose stelde. Dit leidde anderhalf jaar later tot een tuchtzaak. In de tussentijd hadden de patiënt en ik wel een aantal goede gesprekken gehad. De patiënt drukte me op het hart mij persoonlijk niets te verwijten maar had wel behoefte aan antwoord op de vraag wat er nou was misgegaan. Hij had de gang naar het tuchtcollege nodig om de zaak voor zichzelf af te sluiten.’

Toch klinkt het tegenstrijdig als een patiënt zegt, ik verwijt je niets, maar klaag je wel aan. Voelde jij dat ook zo?

Streep: ‘Ergens wel, maar ik begreep het ook wel. Hij snapte dat het voor een huisarts soms moeilijk is om een inschatting te maken, maar hij zat wel met de gevolgen. Zelf zat ik ook met tegenstrijdige gevoelens in de beklaagdenbank. Ik wilde dat de patiënt genoegdoening zou krijgen, maar vond het niet terecht dat ik een waarschuwing zou krijgen terwijl ik medisch correct had gehandeld.’

Wat was de impact van de zaak op jou?

Streep: ‘De grote vraag die dit bij mij opriep was natuurlijk: heb ik echt iets fout gedaan? Je gaat erg aan jezelf twijfelen. Verder stond voor mij vast dat ik de zaak op een eerlijke manier wilde winnen. Zo wilde ik de herinneringen aan dit consult niet verdraaien ten gunste van mijzelf.

Gelukkig had ik destijds veel opgeschreven. Ikzelf, maar ook het tuchtcollege, konden daarom goed vaststellen dat ik niet verwijtbaar had gehandeld. Maar later ga je toch denken: achteraf gezien, had ik misschien …

Anderen hebben me echt moeten vertellen dat het niet eerlijk is om zo te denken. Het gaat om de overwegingen die ik op dat moment maakte.’

Kijk jij er ook zo naar Bart, als lid-beroepsgenoot?

Schudel: ‘Jazeker, de laatste arts heeft altijd gelijk, dat is makkelijk, maar wij moeten een hele groep patiënten behandelen en binnen tien minuten tot een diagnose komen en besluiten wie we wel en wie niet doorsturen. Dus wij diagnosticeren op waarschijnlijkheid.

Maar als een patiënt een uitzondering is op de regel, bijvoorbeeld doordat hij veel minder pijn voelt dan 99% van de mensen met dezelfde kwaal, dan kunnen wij zijn situatie verkeerd inschatten. Ik begrijp dat je dat als patiënt niet wilt horen, je wilt als uniek mens worden gezien.’

Hoe is het voor jou om je collega’s de maat te nemen?

Schudel: ‘Ik vraag me regelmatig af: wie ben ik dat ik mijn collega’s mag beoordelen en zelfs veroordelen? Kortom, ik vind het een hele verantwoordelijkheid en ik vind ook dat het Tuchtcollege geen straffend instrument moet zijn.

Wat wij doen, is kijken of de arts volgens de afgesproken standaarden of richtlijnen heeft gehandeld en zo niet, of hij kan uitleggen waarom hij daarvan afweek. Het tuchtcollege maakt de standaarden niet, dat doen de verschillende beroepsgroepen zelf. Zij zouden de uitspraken van het tuchtcollege daarom ook goed moeten analyseren en hun standaarden daar eventueel op moeten aanpassen.

De kinderartsen doen dat heel goed en daaruit volgt bijvoorbeeld dat sommige zaken verduidelijkt worden of dat er extra nascholing wordt aangeboden. Nu gebeurt het wel eens dat de halve medische wereld valt over een bepaalde uitspraak van het tuchtcollege, maar dat betekent waarschijnlijk dat er minimaal onduidelijkheid is over hoe je bepaalde standaarden of richtlijnen moet lezen. Daar zou wat mee gedaan moeten worden.’

Hoe denken jullie dat de klagers en aangeklaagden naar het tuchtcollege kijken?

Schudel: ‘Ik vraag me wel eens af wie er nu tevreden uit een tuchtzaak komt. Want wij doen het heel makkelijk voor iedereen verkeerd. Patiënten komen in veel gevallen naar het tuchtcollege omdat ze genoegdoening willen in de vorm van het aan de kaak te stellen van hun zaak. ‘Ik had een hartinfarct en u heeft me niet naar een cardioloog doorgestuurd.’ Dan dient de zaak vooral om uit te leggen hoe de zorg werkt: als er iets fout is gegaan, wil dat niet ook zeggen dat er iets fout is gedaan.

Met de kans dat men het tuchtcollege ziet als een club waar artsen elkaar de hand boven het hoofd houden. Maar wat eigenlijk gebeurt is dat artsen het vak en dus ook de afwegingen beter begrijpen. Andersom zien artsen het tuchtcollege juist als de club die je straf geeft. Maar het is een instrument om de kwaliteit van de gezondheidszorg verbeteren.’

Streep: ‘Vanuit deze verkeerde percepties is het dus moeilijk om tevreden met een uitspraak te zijn. Want als je een waarschuwing krijgt, dan is dat heel pijnlijk voor de arts. Maar de patiënt zal vinden dat het niets voorstelt want de arts mag de volgende dag gewoon weer aan de slag.’

Onderschatten patiënten de impact die een tuchtzaak heeft op de arts?

Streep: ‘Zeker, alles wat je over hoofd ziet, raakt je. Als een patiënt in onze praktijk de diagnose kanker krijgt, openen ik en mijn collega vaak het dossier om terug te kijken of we dit hadden kunnen zien aankomen. Waarmee ik maar wil zeggen dat je echt geen tuchtzaak nodig hebt om een arts in de spiegel te laten kijken.’