Foto Hans Roggen

Beste lezer,
 

jenneke
Jenneke Rowel - van der Linde, voorzitter van het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg

Het is altijd een uitdaging hoe een jaar van 4 verschillende colleges kan worden samengevat. Enerzijds was het business as usual; zaken kwamen binnen, werden beoordeeld en een uitspraak volgde. Er waren anderzijds ook zaken die niet als gebruikelijk verliepen.

Al een aantal jaren zien we een trend van een relatief lage instroom. De oorzaken hiervan zijn nog niet duidelijk. Mogelijk heeft heffing van griffierecht een dempende werking. Maar ook is het tuchtrecht nog niet altijd breed bekend. Zo bleek op een bijeenkomst van een focusgroep van de Nederlandse Patiënten Federatie dat de deelnemers, die allen geklaagd hebben over verleende zorg bij diverse klachtinstanties, veelal niet op de hoogte waren van het bestaan en de doelstelling van het tuchtrecht. Zij ervoeren een veelheid aan klachtenmogelijkheden en onduidelijkheid over de verschillen. Anderzijds horen wij van zorgverleners dat patiënten en hun naasten regelmatig zeggen: “dan sleep ik je voor de tuchtrechter”. Komende tijd doen wij een onderzoek naar de terugloop van zaken.

Door zorgverleners wordt benoemd dat het ontvangen van een tuchtklacht leidt tot de gedachte dat je daarmee vrijwel zeker uit je vak wordt gezet. Dat dit een onjuist beeld is, blijkt wel uit de verderop gepubliceerde cijfers. Wat wel klopt, is de veronderstelling dat een tuchtzaak vaak lang duurt. Het is immers een volwaardige rechterlijke beoordeling van de klacht van de klager. Dat betekent vrijwel steeds dat de beklaagde zorgverlener de ruimte en tijd krijgt om te reageren, vaak met hulp van een rechtshulpverlener. Vervolgens wordt bezien of een Mondeling Vooronderzoek (MVO) wenselijk is. Het kost tijd om dat te plannen met beide partijen. Als dat MVO blijkt te leiden tot een (kennelijk) ongegrond verklaring of (kennelijk) niet-ontvankelijk verklaring van de klager, wordt de zaak vrij snel afgerond in een zogenaamde raadkamerbeslissing of een voorzittersbeslissing. Voorbeelden hiervan vindt u hier en hier.

De colleges streven er op die manier naar, een zaak vrij snel na indiening te beëindigen. In 2023 is de doorlooptijd bij de Regionale Tuchtcolleges opgelopen naar 244 dagen; de tijdelijke stagnatie in Den Bosch is daar zeker debet aan.

Het college in Den Bosch kampte in 2023 met veel uitval; dit maakte dat de behandeling van zaken vertraging heeft opgelopen. Plaatsvervangend voorzitter Katlijne van den Bergh Jeths-van Meerwijk bekleedt nu de functie van voorzitter en de ondersteuning herstelde in de loop van het jaar ook. De beide andere Regionale Colleges hebben veel werk verricht om de achterstanden zo klein mogelijk te houden. Een bijzonder woord van dank gaat uit naar Nicolien Verkleij, die naast haar voorzitterschap van het college in Amsterdam ook ruim een half jaar het voorzitterschap van Den Bosch waarnam. De voorzitter van het Regionaal Tuchtcollege Zwolle, Peter Lemaire, keerde per eind december terug naar de reguliere rechtspraak. Ook voor hem is een opvolger benoemd, Machteld Dijkstra. Zo kunnen de Regionale Tuchtcolleges het jaar 2024 goed bezet ingaan.

Voor het Centraal Tuchtcollege (beroep) geldt dat ongeveer een kwart van de zaken bij de Regionale Tuchtcolleges wordt vervolgd in een beroepsprocedure. 90% van de beroepen wordt ingesteld door de oorspronkelijke klagers. De doorlooptijd is voor de zaken gedaald naar 254. Kortom: in beide instanties duurt een zaak iets meer dan 8 maanden gemiddeld. Deze cijfers zijn met veel details te vinden verderop in dit jaarverslag. De angst voor een heel zware maatregel is reëel, maar het aantal beroepsbeperkende maatregelen is relatief gezien beperkt. In 37 zaken is schorsing en/of doorhaling opgelegd door een Regionaal Tuchtcollege. Voorbeelden hiervan treft u hier en hier. In 8 gevallen is schorsing en/of doorhaling opgelegd door het Centraal Tuchtcollege. Een voorbeeld hievan vindt u hier. Dit betreft dan de 380.000 zorgverleners die in het BIG-register zijn opgenomen.

Natuurlijk is elk geval voor de individueel betrokkenen erg ingrijpend. Dat het voor een zorgverlener moeilijk is dat een procedure kan leiden tot een zware maatregel die langer dan gemiddeld duurt, is te begrijpen. In dergelijke gevallen moet altijd een volledig zittingscollege worden samengesteld, dat wil zeggen met twee juristen en drie beroepsgenoten bij de Regionale Tuchtcolleges en met drie juristen en twee beroepsgenoten in het Centraal Tuchtcollege. De zorgvuldigheid van de beoordeling is een reden voor de relatief lange duur van procedures.

Het proces van plannen van zittingen is ingewikkeld. Er moeten immers op één tijdstip zowel voorzitter, jurist(en) en beroepsgenoten zijn, net als de partijen en eventuele raadslieden. Een gemiddelde zitting vraagt dus al om negen aanwezigen, naast de secretaris. Daarnaast kan een procedure vertraging oplopen door een wrakingsverzoek van een van de partijen. Een wrakingsverzoek moet eerst door 3 leden-juristen beoordeeld worden voordat de procedure weer hervat kan worden. Een voorbeeld hiervan vindt u hier. Leden-beroepsgenoten doen dit werk als nevenfunctie naast hun reguliere werkzaamheden. De tijd die zij zich inzetten voor de tuchtzaken staat vaak in geen verhouding tot de vergoeding die zij ervoor krijgen, naast de opgave om te zorgen dat hun dagelijkse werk wordt waargenomen door anderen. Ik deel daar graag een pluim voor uit, eigenlijk niet alleen voor 2023, maar ook de vele jaren daarvoor. Zij worden gedreven door de wens hun beroepsgroep beter te maken dan die al is. Dit terwijl niet alle collega’s het in dank afnemen, dat je over hen oordeelt. Ik kan daar na jarenlange ervaring over zeggen dat ik niet anders dan zeer gemotiveerde en zorgvuldig oordelende leden-beroepsgenoten heb meegemaakt. Het vergt een rechte rug, om dit werk te doen.

In de al genoemde focusgroep van de Nederlandse Patiënten Federatie werd als pluspunt van het tuchtrecht benoemd de doelstelling dat beroepsgroepen leren van de uitspraken. De colleges werken daar actief aan, door vrijwel alle inhoudelijke uitspraken te publiceren op tuchtrecht.overheid.nl. Het is aan de beroepsgroepen om de leerpunten uit de jurisprudentie met hun leden te delen. Het voorkomen van vergelijkbare fouten of misverstanden is immers het door de colleges gewenst effect.

Naar eer en geweten wordt gekeken naar de klachten van mensen die zich ondeskundig, onjuist of onbehoorlijk bejegend voelen en dan komt er een breed gedragen oordeel over het bewuste handelen van de beroepsbeoefenaar. De colleges zullen met volle inzet met die opdracht verder gaan.

Namens de tuchtcolleges en hun secretariaten,

de voorzitter van het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg

Jenneke Rowel - van der Linde